“Wat loopt daar nou in het weiland?”
“Wacht, even stoppen, een buizerd? Hij is wel erg rossig”
“Is het dan een rode wouw?””
“Hij heeft wel van die veren bij z’n poten…”
“Maar een wouw zou toch groter moeten zijn…”
“Joh, ga toch eens vliegen!
“Dat loopt daar maar te scharrelen in het weiland, het lijkt wel een kip!”
“Daarom dacht ik een wouw, die eten toch insecten?”
“Oeps! Nou verdwijnt ie in een greppel!
“O, daar is tie weer. Hij bewoog z’n vleugel. Had ie een witte band?”
“Hij had wel wit, maar ’t ging zo vlug…”
“Kijk, die vage borstband staat in m’n boekje, toch een buizerd. Maar waarom vliegt ie niet?”
Even later komt een groepje vogels overvliegen. Het weekend ervoor hadden we geelgorzen gezien die – qua formatievliegen – deden of ze spreeuwen waren…
“Zijn dat die toneelspelende geelgorzen weer?”
“’t zijn in elk geval geen spreeuwen”
“Wacht, kijk, de kip vliegt!
“Ja, zie je, ’t is toch een buizerd!”
Een paar kilometer verderop horen we bij fort iets fluiten in de boom.
“Wat is dat?!”
“ha, ha, ha, ha, ha”
“Hoezo ha ha, wat is ’t?!”
“Geen idee, maar ’t klinkt als kievit, kievit! Nou moeten ze toch echt ophouden. Vorige week geelgorzen die deden of ze spreeuwen waren, vanochtend een grote bonte specht die nog moest leren timmeren, net een buizerd die deed of ie een kip was en nu weer een vogel in de boom die doet of ie een kievit is!”
“Ha, ha, ha, ha! Wat is ’t volgende? Een ooievaar die doet of ie een specht is en met z’n snavel tegen een boom gaat roffelen?!”
“Hi, hi, hi, Wij van GroenLinks vinden dat de toneelsubsidie voor vogels moet worden afgeschaft!”
“Ha, ha, misschien kun je een motie indienen!”